Ieder jongetje dat profvoetballer wil worden, vult zijn slaapkamer met de mooiste dromen. De wens om voor grote clubs uit te komen. Een omvangrijke carrière voor het vaderland. EK’s, WK’s, finales, spelen.
Daarin het winnende doelpunt maken, liefst ver in blessuretijd. Luttele seconden het levende epicentrum zijn van de belangrijkste bijzaak in het leven. De herinnering aan het belangrijkste balcontact uit jouw carrière is ook in jouw land er een voor de eeuwigheid geworden. Die ene beweging van jouw rechtervoet is dé reden dat die grote zilveren beker in de prijzenkast van jouw land of club staat.
Zoiets als het bovenstaande, kon in 1982 ook het geval zijn voor de zevenjarige Australiër Brett Emerton.
Twintig jaar later echter was er een iets afgeslankte versie: tweewekelijks voetballen in één van de mooiste voetbaltempels van Europa, als rechtsachter van het Rotterdamse Feyenoord, op dat moment de nummer twee van Nederland. Ze zouden over enkele weken de UEFA Cup winnen. Eerst nog de terugwedstrijd van de halve finale tegen Inter Milaan.
*
Rotterdam, de Kuip. Stromende regen. Kwart voor tien ‘s avonds, stadionverlichting op standje voluit. 60e minuut. Hoekschop voor Feyenoord bij een 2-0 voorsprong.
Brett Emerton gaat de hoekschop trappen. Compleet verregend maar strijdbaar staat hij naast de cornervlag klaar. De scheidsrechter fluit. Hij mag.
Dan gebeurt het.
De bal, enkele seconden eerder nog zorgvuldig neergelegd door de linkerhand uit Down Under, rolt net voordat deze getrapt gaat worden van z’n plek. Heel even maar. Enkele centimeters. Uit zichzelf. Een bewegende bal.
De wind trok klaarblijkelijk door het stadion. Hoewel, was het wel een windvlaag? Was het misschien een oneffenheid op de bal, waardoor deze voor een milliseconde een eigen wil kreeg? De hoeveelheid regenwater dat de bal deed overhellen? Of een polletje dat zich even wilde profileren? Misschien door de adem van een ‘capuchon’ op de tribune met iets te veel babbels? Of de ergste van allemaal, het ongrijpbare: toeval, het lot.
Eenmaal thuis, later die nacht, zal dit ongetwijfeld door Emertons hoofd zijn gespookt. En, waarom nam hij eigenlijk de corner? Had verzaakt. Had het overgelaten aan een teamgenoot. Daarbij, waarom kreeg hij ook alweer de vorige gele kaart, waardoor hij nu ‘op scherp’ stond voor een (mogelijke) finale?
Dan de scheidsrechter. Die was die ochtend ook opgestaan en aan de dag begonnen. Verkeerde been uit bed? Slecht familienieuws ontvangen? Hij was architect – was een door hem ontworpen flatgebouw die dag ingestort? Wat bezielde hem?
Hoe dan ook, Antonio Jesús López Nieto ziet op 11 april 2002 klokslag 21.46 voordat een corner genomen gaat worden een bal van zijn plek rollen. En denkt dat de Australische rechtsback van Feyenoord dit opzettelijk doet. Fluitsignaal. Tijdrekken, obstructie van de edele voetbalsport, zo luidt zijn oordeel.
De Spaanse beul in het zwart, die als lievelingskleuren geel en rood heeft, is onverbiddelijk.
Geel.
Brett Emerton, geschorst voor de volgende wedstrijd.
De finale.
Geen extraverte boosheid. Geen furieuze reactie. Slechts Australische, gelaten armgebaren. Verzopen, ingeklonken schouders. Hoofdschudden. Emertons mimiek verraadt een vloek en verwensing. Waarom nou? Wat heb ik misdaan? Ik kan er toch niets aan doen dat die bal ineens beweegt?
*
De wedstrijd eindigde uiteindelijk in 2-2. Voldoende voor een finaleplaats voor Feyenoord. En ook al was Brett Emerton op dat moment de beste rechtsachter van Feyenoord Rotterdam, ook al had hij daarom bijna het hele seizoen gespeeld, ook al was een basisplaats in beton gegoten, ook al had hij zich van tevoren honderd keer voorgenomen: niet gek doen, géén gele kaart. De finale, daar moest hij bij zijn. De seizoensapotheose, de vervolmaking van een zolderkamerdroom was aanstaande.
Het liep anders. Door een bewegende bal.