Een heldere lucht hangt over Parijs, de zon knijpt de aanwezige toeschouwers uit als citroenen. Het grootste graveltoernooi van het jaar is aan de gang: Roland Garros, ook wel de Franse Open genoemd.
Een monumentaal toernooi.
Uniek in z’n soort.
Gravelrukkers
Op het centre court smacht men naar de verkoelende schaduw van het naburige Bois de Boulogne of een ferme bries bovenin de onvermijdelijke Eiffeltoren, die vanaf een afstandje meekijkt. Flesjes water, parasols, zonnebrandcrème, magazines, zonnekleppen, petten, grote tennisballen en zakken ijsklontjes gaan van hand tot hand, worden gebietst, maar vooral aanbeden als geschenk uit de hemel. Twee mannen bepalen het ritme van de verzengend hete middag. Eén, met mouwloos rood shirt, witte broek en dito haarband van het merk Lotto, aan de ene kant van het tot heuphoogte opgetrokken net, en één in volledig lichtblauw en witte pet aan de andere kant.
Gravelrukkers.
Ze zitten op hun bankjes uit te puffen. De eerste set had lang geduurd, meerdere malen galmde het egalité door het stadion. Bovendien eindigde de set met een jeu décisif, 7-6.
Er zijn nu 44 minuten verstreken volgens de klok in de hoek.
Vanaf de baan hebben ze zicht op zomers geklede toeschouwers. Topjes, tanktops, korte broeken, bikini’s, zonnebrillen, petjes; ze vechten tegen de hitte. Beide mannen lijken hetzelfde te denken. ‘Ze zijn gek. Ik zou nooit naar mezelf willen kijken in deze warmte. Maar leuk dat ze het doen.’
Hitte
De speler in het rode shirt staat op van het bankje, loopt naar de rechthoekige kist achter hem, die er uitziet als vijfsterrenvrieskist, maar dan groen en gesponsord. Op de kist staat het logo van een Franse waterproducent. Hij opent de kist, graait wat, als ware op zoek naar de groene (tennis)bal, pakt een flesje water dat door de warmte direct condenseert en gaat weer zitten. Het flesje wordt opengedraaid en de inhoud met een soepele polsbeweging naar binnen gewerkt.
Naast hem wordt een ballenjongen verzorgd, die in de vijfde game een service van ruim 200 kilometer per uur in z’n gezicht had gekregen.
Ondertussen zit de scheidsrechter in het midden, gekleed in een zwarte pantalon en een beige polo, soppend in het zweet op de stoel, uitkijkend over de gravelbaan, met aan weerszijden gladiatoren met tennisrackets. De andere tennisser pelt een perfect banaantje. Hij staart wezenloos voor zich uit, terwijl de banaan langzaam in de mond verdwijnt.
God mag weten waar hij nu aan denkt. Een set verloren; er moest iets gebeuren. Toch maar va-banque spelen met een agressieve chip-and-chargetactiek? Of dacht hij stiekem aan een onderhandse service, zoals hij dat als jongetje Michael Chang had zien doen in een partij tegen Ivan Lendl? CNN zou hij zeker halen, als ‘na-aper van’.
Voorhoofdszweet
In het stadion is stil. Af en toe een eenzame schreeuw. Een paar gruwelijke verbrande hoofden kletsen zachtjes wat. Verder geen gezang, geen gefluit. Miljoenen mensen kijken naar twee tennissers die op een bankje hun banaantje smakelijk wegmalen of een flesje water uitzoeken. Iets saaiers is nauwelijks denkbaar.
‘Deuxième manche. Au service, Ferrer!’
Het is tijd.
Nieuwe set.
Het gravelrukken kan weer beginnen.
Beide tennissers nemen een rood-blauwe handdoek mee de baan op; het overbodige ballastvocht wordt van het gezicht geveegd tijdens het loopje naar de baseline – de handdoek wordt met een nonchalante worp ingeleverd bij het ballenmeisje. Al het andere voorhoofdszweet zal tijdens de game moeten worden geabsorbeerd door het witte Nike-polsbandje om de rechterarm.
Waterdrinker David Ferrer mag serveren, zijn banaan etende tegenstander retourneert. In een close-up zien we laatstgenoemde even huppelen voordat hij in voorovergebogen, ontvangende houding klaar gaat staan. Alle opeenvolgende bewegingen zijn motorisch perfect, de benen dansen door de openluchtbalzaal met opstuivend oranjegruis tot gevolg.
Service
De serveerder krijgt van het ballenmeisje een aantal ballen toegeworpen. Drie ballen – eentje verdwijnt richting de hoek, een in de broekzak en een in de linkerhand voor de opslag. Voetengeveeg bij de achterlijn, zoals een voetballer de penaltystip aantrapt voordat hij van elf meter aanlegt. Één kant van de broek staat bol door de zorgvuldig opgeborgen tennisbal.
Hij schuurt zijn polsbandje nog even vluchtig over het voorhoofd, buigt voorover, en laat de bal meerdere keren stuiteren op het dampende gravel om het juiste balgevoel te creëren voor de aanstaande service.
Dit lijkt uit gewoonte geboren; omdat Sampras het deed, Borg het deed, Connors het deed. De bal jojoot van hand tot vloer, zonder dat de servicebeweging daadwerkelijk in gang is gezet. Stuiterende ballen op gravel geven een dof geluid.
Pf,
Pf,
Pf.
Pf,
Pf,
Pf,
Pf.
‘Heeeuu…. AAH!!’
Voila, de bal is richting de tegenstander afgevuurd. Zijn Dunlops, die pijn aan de ogen doen zo wit, met daarboven eveneens spierwitte kousen, landen weer op de grond. Ze zullen de komende seconden, minuten, veranderen in mijnwerkersvoeten met een zalmkleurige gloed. Bij elke slice-backhand diep in de hoek transformeren de schoenen in shovels vol gemalen baksteen.
Rally
Met het slaan van de service komt direct de charme van dit toernooi bovendrijven: de rally. Een tête-à-tête middels tennisrackets, waarbij niemand anders dan zij tweeën zich ontfermen over het geluid in het stadion. De geluiden weerklinken in een ritmisch cadans – het moment van racket tegen bal, bal tegen racket, gesnuif, gekreun, geroezemoes van de toeschouwers en voetvegen. Klanken van zijwaarts geschuifel over de baan laten zich moeilijk omschrijven, maar hebben nog het meeste weg van een kalme golfslag.
Grrrssssssssh. Geschuif.
Forehand-return.
‘Aeuh!’ Gekreun.
Lopen. Gravel wordt verplaatst door rap bewegende voeten.
‘Eeeuh!’
‘Aeuhuuu!!’
Grrrssshhh.
‘Aaaah! Euhmmnpf!’
‘Eeeuuhh!’ Grrrrrrssssshhhh. ‘Aahh!!’
Gejuich.
‘Quinze – zéro.’
Een tennisracket scheert over de baan. Snel wordt de afdruk van de bal weggeveegd. Geen twijfels – of de Hawk-Eye – toelaten.
d’Accord, weer een punt gewonnen.
Precies zoals de gravelrukker graag speelt. Lange rally’s, veel lopen, schuiven, bikkelen – bij voorkeur op een droge, snelle baan. En dan het liefst na een uur en 38 minuten een triple donut op het scorebord: 6-0, 6-0, 6-0.
Hij, de gravelrukkende tennisser, vaak Spanjool, Fransoos of Latijns-Amerikaan, droomt ’s nachts over deze lente-Grand Slam, de enige van de vier die zijn gekoesterde ondergrond heeft.
Zijn nachtelijke gedachtespinsels moeten een opmaat naar de werkelijkheid worden.
Op naar de finale.
Op naar Court Philippe Chatrier.
Op naar een hartje, met het tennisracket in het gravel getekend. Het is de ultieme liefdesverklaring aan deze ondergrond, afgegeven door de beste gravelrukker van allemaal.