Het ontblote bovenlijf

700 ontblootNu het mooier weer wordt, en Ajax tot landskampioen is gekroond, verschijnen ze frequenter ten tonele. Een soort running gag op voetbaltribunes. Je ziet ze op televisie als tijdens een wedstrijd een corner moet worden genomen; wanneer een wissel plaatsvindt; in een sfeerbeeld omdat de bal stilligt, of in de achtergrond van de cornernemer. Meestal is hij niet de enige, maar zeker wel in de minderheid: het ontblote bovenlijf.

Sven Kramer
Toen Vincent van Gogh de Aardappeleters nog moest schilderen waren ze er vermoedelijk al. Toch vallen ze op.
Keer op keer.
Waarom ze er zijn wordt nooit geheel duidelijk. Je gaat als weldenkend mens niet in je adamskostuum tussen allerlei warm aangeklede medesupporters staan, tenzij je je balzak uit de broek zweet? (En als het kwik richting nul gaat al helemaal niet? Op die paar uitgeklede supporters na dan.) Zelfs wanneer de rayonhoofden in Friesland een Elfstedentocht aan het bekokstoven zijn, zie je ze – niet in heel groten getale, maar toch, ze zijn er.

Deze kale rompen komen alleen in voetbalstadions voor. Vreemd. We zien ze nooit in het kielzog van een stel Kenianen en Ethiopiërs op een fiets door Rotterdam scheuren als daar ruim 42 kilometer wordt gelopen, we zien ze niet in Thialf, Sven Kramer aanmoedigen, of in het Wagener Stadion ‘Taeke! Taeke!’ scanderen, en op de Cauberg zijn ze alleen aanwezig als de mussen van het dak vallen.
Regelmatig zie je ze achterstevoren staand, met de rug naar het veld, het publiek ophitsend. Hossend, helemaal in zijn element, zijn wedstrijd spelend – de meest betrokken  supporter acteren. Een naakte romp confisqueert de stoelen voor, achter en naast hem. Staat wild te springen, arm in arm met andere bovenlijven, aangekleed of niet. Ook wanneer zijn ploeg gruwelijk aan het verliezen is. Of hij sprint voor de tribunes heen en weer met een grote witte vlag in de hand, waarop dan bijvoorbeeld een blauwe davidster of ‘MET VAN GAAL STAAN WE VOOR PAAL’ is gekalkt.

Joden, joden
Ontblote bovenlijven lijken niet met de wedstrijd bezig te zijn. Ze spelen hun eigen wedstrijd; alleen de uitslag is bij ze bekend als ze huiswaarts keren.
Hun borstkas zien we 90 minuten plus wat blessuretijd intensief op en neer pompen. Blèrend – zingen kunnen we het nauwelijks noemen – over zijn club, zijn ideaal, de mooiste club van allemaal, helemaal niets in de plaats van de opponent van die middag/avond, boeren boeren, moeder de hoer, dat er niets sterker is dan een bepaald woord, en over springen, of vooral niet springen, in combinatie met een door het Nederlands voetbalpubliek gecultiveerde groep geloofsbelijdenaars: de Joden.

Of beter, de ‘JOOODUUUUH!’.

Je kunt deze blote torso’s in allerlei soorten en maten aantreffen. Let op: alleen mannen. Vrouwen doen het niet, op een paar Braziliaanse gebodypainte schonen tijdens een wereldkampioenschap na. De mannelijke lichamen zijn vaak maagdelijk onaangetast, zo wit als gevulde melkflessen. Soms met tattoos. Een slecht gelijkende masterpiece van moeders, een roos, ankertje of ‘my family is everyting’. Inclusief spelfout.
Soms ook tepelpiercings. Verschraalde tepels met wat ijzerwerk erdoorheen gespietst. Een bos shag onder de oksels. Stijf van de pillen. Los van de drank. Nuchter en clean. Rammelende Albert Heijn-muntjes en aanstekers in de kontzak. Niets in de broekzakken. Met trommel. Zonder trommel. Bierbuik. Of juist een tengere schrielkip, geschikt als figurant in Schindlers List 2.0.
Kippenvel op de armen en rug wanneer John Guidetti op weergaloze wijze de bal in het doel werkt. Alleen is de vraag waardoor de lichaamsharen op het naakte bovenlijf overeind staan: de schoonheid van het doelpunt of de kou?

Reconstructie
Laten we eens in het hoofd van deze zonderlinge figuren kruipen. Waarom en wanneer komt het moment dat het lichaam wordt ontdaan van haar bovenkleding?
Je komt gekleed in een stadion aan. Stel ik hier nu vast. Er is niemand die, op doorreis naar de voetbaltempel, bij een pompstation halfnaakt drie gehaktstaven met een halve liter frietsaus naar binnen schuift. Niemand.
Lijkt me.
De gang naar het stadion geschiedt aangekleed. De supporter, nu nog met shirt of trui aan, neemt op de tribune zijn vaste stek in. Het fluitsignaal voor de aftrap klinkt. Het gezang is slechts een inleidende beschieting voor wat komen gaat. Opeens, als de wedstrijd 23 minuten oud is, denkt de eigenaar: ‘laat ik eens m’n shirt uittrekken. Voor de sfeer. Staat leuk.’
Zo moet het ongeveer gaan.
Maar waarom(!), is de onvermijdelijke vraag. Stoer doen? Aandacht? Kijk mij eens betrokken zijn bij de club. Zelfs wanneer de ijspegels aan m’n kin groeien durf ik nog mijn shirt uit te trekken, dat heb ik over voor mijn geliefde ploeggie – mijn leven. Want ontblote bovenlijven zijn doorgaans geen opportunistische teletekstsupporters. Ze hebben een seizoenkaart. Misschien is dat wel de oorzaak. Het is hun tweede huis. ‘Doe alsof je thuis bent’, hebben ze zichzelf voorgenomen.

Maar misschien moeten we het ons niet afvragen. Gewoon genieten van het feit dat ze er zijn.

Longontsteking
Laatst kwam er bovenlichaam bij de huisarts. Nu aangekleed. De eigenaar ervan moest vaak hoesten, er kwam veel groene smurrie uit de keel. Het lijf borrelde als vloeibaar, snoeiheet vet in een frituurpan wanneer lucht in en uit werd geademd. Hij voelde zich koortsig. De huisarts aait wat met de stethoscoop over het borstbeen en vraagt wat er aan hand is. ‘Ja geen idee. Omdat m’n cluppie de laatste tijd verliest, maak ik me druk en heb ik stress. Misschien dat ik me daarom niet goed voel?’ Longontsteking of niet, een weekje antibiotica zal wonderen doen. En daarna trotseert de blote bast gewoon weer de vrieskou, met 13 graden Celsius onder nul zijn club aanmoedigend.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *