In dit stuk geef ik een inkijkje mijn werkwijze, die van de altijd kritische sportcolumnist. Hoe komen mijn columns iedere week tot stand?
Want, als u mijn columns weleens heeft gelezen, heeft u kunnen vaststellen dat ik een probleem heb. Ik ben geen literair genie. En toch moet er iedere maandag een lezenswaardig stukje in de krant staan.
Daarom heb ik me al lang geleden voorgenomen: mensen moeten denken dat er bij mijn geboorte augurkensap meekwam in plaats van vruchtwater.
Opportunist pur sang
Ooit ben ik aangesteld om het beter te weten. Om lezers te trekken. Instemmend of schuimbekkend. Of zoals tegenwoordig het geval is, clicks te genereren. Met andere woorden, ik moet overal wat van vinden. Op iedere slak drapeer ik een lading zout. Vilein zijn is een doel op zich. Een hosanna-stukje met louter superlatieven van mijn kant zult u niet snel zien.
Iets insinueren om het insinueren, zonder het letterlijk te insinueren. Hapt iemand? Dan: hee maar ik insinueer niks – zoals de waard is, vertrouwt hij zijn gasten.
Meningen en standpunten zijn voor mij als onderbroeken: dagelijks te verwisselen. Ik ben een opportunist pur sang. (Overigens woorden, opportunist en pur sang, die ik graag gebruik.) Linksom of rechtsom, welk scenario zich ontvouwt, mij kan niets gebeuren.
Een inkijk bij hoe ik te werk ga bij de onderwerpkeuze en de invalshoek. Daarna geef ik enkele schrijftips voor als u ook eens een column wilt beginnen. Een masterclass azijnpissen.
Invalshoeken
Onderwerp van vandaag: de wielrenners Wout van Aert en Mathieu van der Poel tijdens de voorjaarsklassiekers, hun jachtterrein. Voor wie de wielersport niet kent of niet volgt: deze mannen zijn leeftijdsgenoten, beiden opgegroeid op de grens van Noord-Brabant en Vlaanderen, en vanaf hun vroegste jeugd al elkaars rivalen. Momenteel (voorjaar 2022) behoren ze tot de wereldtop van de wegwielrennerij. Dus, alles op twee wielen op de openbare wegen – asfalt, tegels, kasseien en grind. Voorjaarsklassiekers? Dat zijn een reeks eendagswedstrijden die al vóór de Eerste Wereldoorlog werden georganiseerd. Onder meer Milaan-Sanremo, Ronde van Vlaanderen, Parijs-Roubaix.
Akkoord. De niet-wielerliefhebber of de niet-sportliefhebber zal dit minder aanspreken. Maar zelfs dan. Lees nog even verder. Immers gaat het om het principe, die van die zure kameleon met een scherpe pen. Dát denk- en schrijfproces wil ik laten zien.
Goed. Ik steek van wal.
Scenarios
Oh ja, goed om te weten, ik heb geen wielercarrière gehad. In mijn leven zal ik bij elkaar mogelijk 5000 kilometer hebben gefietst (een afstand die de heren Van Aert en Van der Poel al na één voltooide Tour de France voor tweederde bijeen hebben gereden).
‘WvA’ en ‘MvdP’ en de voorjaarswedstrijden dus. Hieronder reeks mogelijke scenario’s met vervolgens mijn reactie hierop.
- We beginnen met de meest realistische. Wout van Aert en Mathieu van der Poel winnen beiden een of meerdere wedstrijden, behalen wat podiumplaatsen en toptien-klasseringen. Ze winnen niet alles, daarom moeten de heren eens kijken naar een andere trainingsaanpak. Te veel energie gestoken in het cross-seizoen (veldrijden, Vlaamse folklore in de winter). Iets met indeling, arbeid-rustverhouding, trainingsethos en persoonlijke verzorging (voeding, ritme).
- Wout en Mathieu winnen beiden een koers. Meer niet. Dus lang niet alles. Daarnaast een schamele podiumplaats, verder niet. Zelf geven ze in interviews aan, je kunt nu eenmaal niet alles winnen. Voilà, beet, dan klim ik in de pen. Mentaliteitskwestie? Is de vorm wel goed? Verstandig om meerdere disciplines (weg, veld, mountainbike) te doen? Kennen ze de aloude wielerwetten niet? En hoe zit het met hun privéleven?
- Want ook met die laatste kan ik heel goed uit de voeten. Is een renner onlangs vader geworden en rijdt hij goed? Dan heeft het vader-zijn deugd gedaan. Vallen de resultaten na de geboorte van de kleine tegen? Ongetwijfeld schrijf ik dan dat een pasgeborene – het nachtbraken, concentratieverlies, bang(er) om te vallen in wedstrijden – funest is voor een topsporter. ‘Leg er een knoop in tot na je carrière’ zou ik zomaar kunnen schrijven. Hoe vulgair ook, je kunt met mij alle kanten op. Verder met de andere opties.
- Wout van Aert en Mathieu van der Poel verdelen onderling de zeges in álle grote wedstrijden. Statistisch zeer onwaarschijnlijk, maar stel dat. Dan heeft het wielrennen een groot probleem. Eentonigheid, voorspelbaarheid, geloofwaardigheid. Ik zet twijfels bij hun suprematie. Als een van de twee, of allebei, immers uit het voormalig Oostblok zouden komen, denken we meteen aan de verboden snoeppot (die spiegel houd ik de lezer voor).
- Wout van Aert en Mathieu van der Poel waren goed. De rest, waaronder wereldkampioen Julian Alaphilippe, niet. Wat is daar aan de hand? Waren zij zo slecht of Van Aert en Van der Poel zo goed? Corona? Malaise? Kunnen ze van elkaar leren?
- Wout en Mathieu winnen niet alleen niet alles, ze zijn zelfs een stuk minder goed dan verwacht. Zoiets als het scenario eerder geschetst. Maar dan zonder ereplaatsen. Klasseringen buiten de toptien zelfs. Ik, de columnist, hekel het verwachtingspatroon van ‘heel Nederland en Vlaanderen’. Terwijl ik toch echt zelf die verwachting een maand eerder opgeworpen heb (in het hoofd en op papier). En oh ja, het is dan weer een zegen dat dat verwachtingspatroon doorbroken wordt – komt de onvoorspelbaarheid van de sport ten goede.
- Wint de een of de ander veel? Natuurlijk had ik dit voorspeld. Eerst een verkapte lofzang naar mezelf. Want natuurlijk schreeuw ik het niet van de daken. Het moet niet opvallen. Bij mij geen uitspraken als ‘ik ben degene die de bus eigenlijk gemaakt heeft’.
- Renner X* blijkt boven iedereen uit te stijgen. Is dus zelfs beter dan Wout en Mathieu (pff, ik word onderhand moe van het noemen van het duo). Twee dingen: de wielrennerij moet waken dat renner X niet té goed wordt, met betrekking tot voorspelbaarheid. Daarnaast, zijn Mathieu en Wout eigenlijk wel zo goed? Verder wat gezemel over verwachtingspatronen en opgeklopte zienswijzen. En nogmaals, die heb ik de afgelopen maanden zelf opgeworpen, maar weet de lezer veel?
- Publicitaire overdaad. Er gaat te veel aandacht uit naar Wout en Mathieu. Aldus ikzelf, die de afgelopen tijd zelf te pas en te onpas over de twee begon. Zelfvervullende voorspelling. En wat als zij wegvallen? Het wielrennen heeft dan een groot probleem. (Let wel, ze gáán helemaal niet ‘weg’. Beiden zijn 26 jaar oud, ze gaan normaal gesproken nog tien jaar door. Een hypothese van niks eigenlijk, maar ach.)
- De reeks voorjaarswedstrijden zijn geweldig geweest, met de ene na de andere Hitchcock-achtige ontknoping – zie Strade Bianche van 2021. Geen punt, ook dan weet ik nog (mogelijke) problemen te signaleren. Als dit aan de hand is heeft het wielrennen een probleem als kijksport. Deze reclame voor de sport zal nooit het hele jaar blijven doorgaan. De Tour de France bijvoorbeeld, van oudsher de grootste publiekstrekker, zal ongetwijfeld minder leuk zijn. De leek denkt dan bij ‘wegwielrennen’ aan wandeletappes, voorgekookte ontsnappingen en kongsi’s – een woord dat heb ik ‘gepikt’ van NOS-wielercommentator Maarten Ducrot.
Pestkaarten
Het principe moge duidelijk zijn. Dus: nooit zeggen dat een overwinning onverdiend is, maar wel subtiel opmerken waarom een overwinning onverdiend zou kunnen zijn. Ofwel het is een B-wedstrijd, ofwel een A-wedstrijd met een B-deelnemersveld. Een overwinning van renner X komt door de sterkte van de ploeg, nooit door de renner zelf. Altijd was iemand die er niet bij was sneller geweest. Of, die was er wél bij, maar niet snel genoeg.
En dan heb ik nog niet eens gehad over de pestkaarten die ik in mijn binnenzak heb zitten. Excessen als dopinggevallen, bijna-dopinggevallen, te hoge hematocrietwaarden, (vermeende) politie-invallen, whereabout-perikelen, out-of-competitioncontroles, valpartijen (stuurles!), ruzie met ploegleider(s), onenigheden met ploeggenoten, visumproblemen, chronische blessures, overtraindheid, corona-gerelateerde uitsluitingen en afgelastingen – et cetera, enzovoorts, und so weiter.
Tentstokken
Ook eens proberen? Enkele tips voor het boetseren van een prikkelend schrijfsel. Noem het een sjabloon, noem het een stramien, noem het tentstokken.
- Koop een synoniemenboekje. Kies eens voor – ik geef toe, gekunstelde en wat aanstellerige – leemte of lacune in plaats van leegte.
- Waardeer uw column op met minder gebruikte woorden. Bij voorkeur een bijvoeglijk naamwoord. Het risico dat u dan de minder geoefende lezer kwijtraakt doet niet ter zake. Vergeet nooit, het oppoetsen van uw ego is net zo belangrijk als die circa 500 woorden in de krant. Voorbeeldwoorden: sardonisch, impertinent, eufemistisch.
- Pas minimaal één buitenlands leenwoord in. Voorbeelden: avant la lettre, salonfähig, cherry picking.
- Ditzelfde geldt voor termen als Wij van Wc-Eend, klein bier, Droste-effect, ‘slager keurt eigen vlees’ en ‘laaghangend fruit’. Sowieso doen termen met eten of drinken het altijd goed.
- Minimaal één beeldspraak. Iets als ‘een erelijst zo kaal als de Sahara’.
- Eveneens geldt dit voor spreekwoorden zoals het eerder genoemde ‘zoals de waard is vertrouwt hij zijn gasten’, of dat spreekwoord met de klepel.
- Geen woordgrappen, zeker niet met namen. Woordspelingen akkoord, kunnen nog net, maar ook zo min mogelijk.
- Probeer enige originaliteit uit te stralen. Waak voor het overconsumeren van barbarismen, algemeenheden en platgeslagen uitdrukkingen. Leuk voor een schrijfseltje in het plaatselijke suffertje of de knipselkrant van de korfbalclub in de buurt, maar niet voor een column in een landelijke krant.
- Dus, zo min mogelijk: ‘als een malle’, ‘goed glas wijn’ of ‘wuivende palmbomen’. (Want immers, waarom moeten palmbomen altijd ‘wuiven’?) En o ja, tegenwoordig zit half Nederland in een achtbaan (‘rollercoaster’), of ze worden voor de bus gegooid.
- Lees de tekst nog eens door. Scan op stopwoorden, veelgebruikte zinnen. Een bepaalde stijl, zelfs opzettelijk, is wenselijk. Wanneer er stopwoorden zijn, probeer ze te vervangen.
Verandering van spijs: open deuren
Dan misschien wel het belangrijkste. Ik kan het niet vaak genoeg benadrukken: als u wekelijks boude stellingen poneert, met de stelligheid van een Noord-Koreaanse nieuwslezer, moet u een dikke, gelooide huid hebben. Denk niet te veel na.
En daarbovenop dus het principe van de (eerder aangehaalde) schone onderbroek. Heb geen olifantengeheugen als het om uzelf gaat. Als u een aantal weken geleden mening A had over persoon X, mag dit een aantal weken later gerust mening B zijn.
Ten slotte, heeft u helemaal geen inspiratie én geen zin om kritisch te zijn om het kritisch-zijn? Vergeet al het bovenstaande en laat u leiden door de waan van de dag. De teneur in het land. De onderbuik-is-de-thermometermethode. Speur naar open deuren. Als u dan deze route kiest: of ze nu op een kier staan, of wagenwijd open, trap er minimaal twee per column in.
Witte vlak
Wellicht denkt u nu: prettig die tips, leuk zo’n sjabloon, maar dit maakt een schrijfsel wel heel erg dertien-in-een-dozijn. U zult het ervaren, u gaat het nodig hebben. Want als u gemiddeld kunt schrijven belandt u vanzelf in het stadium waarin ik me nu bevind.
Waarschijnlijk gaat dat als volgt (en dat gaat sneller dan u denkt).
U schrijft uw eerste stukje. Vol ideeën en inspiratie. Uw eerste taalvondsten. U schrijft een tweede. Meer (digitaal) applaus. U wilt meer. Meer, meer, meer. U, of een trouw lezer, zet het op grote fora of op sociale media. Uw mailbox puilt uit van de complimenten, u denkt dat u goed bezig bent. Elke week een column. Een paar maanden later wordt u benaderd door een landelijk medium. Dan wordt het serieus. Elke week, verplicht, een stukje. De inspiratie droogt na verloop van tijd op. U heeft geen onderwerpen meer. U moet iedere week een nieuwe invalshoek bedenken.
Want dat witte vlak in de krant, wat men een column noemt, moet iedere week vol.
*X: De Nieuwe Merckx, Sloveens Wonderkind, Kannibaal van Komenda, Pogiboy. Tadej Pogacar.
_________________________________________________________________________________________
‘Ik…’ zijn schrijfsels waarin de ‘ik’ centraal staat. Waarbij iets of iemand een inkijkje geeft in zijn of haar leven. Opmerkelijk, uniek. Paradijsvogels. Vaak op (een kern van) waarheid berust. Heel soms volledig uit de lucht gegrepen. En soms volkomen absurdistisch. Naar een idee van onder anderen schrijvers Herman Koch, Remco Campert en Willem Wilmink; zij kropen in de huid van onder meer een kat, een walrus, een leraar en een ‘subsidievreter’.