‘Zo, prachtige stopvolley van Federer zeg, die viel maar net binnen de lijnen op deze prachtige baan. Want ook dit jaar neigt het centre court weer naar perfectie, alsof het met een nagelschaartje is bijgewerkt.’
Juist.
Een oude bekende kwam ter sprake. Het lijdend voorwerp dat onlosmakelijk verbonden is met het bekendste tennistoernooi ter wereld. Want het is onderhand een klassieke sportquizvraag: bij welk belangrijk sportevenement wordt het speelveld -gekscherend- bewerkt met een nagelschaartje?
Precies, Wimbledon.
Met een nagelschaartje. Een grappig, onschuldig, bijna aandoenlijk woord, terwijl het iets heel ongemakkelijks doet: nagels knippen. Van die vieze, geel uitgeslagen dingen met pus aan de zijkanten omdat ze vierentwintig uur per dag diep in het ontstoken vlees boren.
Je vindt ze gelakt of ongelakt, wekelijks bewerkt door een manicure of jarenlang gemarteld door te kleine schoenen, dan wel omringd door een tenenkaasimperium of rustend op muffe zweetvoeten. Maar allemaal worden ze ingekort door het nagelschaartje.
Nagels knippen doe je niet even snel tussendoor. Daar moet je de tijd voor nemen – stel voor dat je zomaar verkeerd knipt. Nagelschaartjes kunnen wat dat betreft onverbiddelijk zijn. Snijdende pijnen. Bloedende tenen. Etterende wondjes.
Tennissers kunnen ze in geen geval gebruiken.
Mooie term ook, iets bijwerken met een nagelschaartje. Als een buurman glimmend van trots vraagt wat je van zijn onlangs geverticuteerde gazon vindt, kun je complimenteus alsmede quasi-grappig zeggen: ‘Oh prachtig, het lijkt Wimbledon wel. Met een nagelschaartje bijgewerkt.’ Een kwinkslag in optima forma, maar het verwijst op complimenteuze wijze naar zoveel meer.
Microscopische precisie.
Monnikenwerk.
Gevoel voor detail.
Timmermansoog.
Arbeid.
In elk geval genoeg arbeid om zonder gêne complimentjes in ontvangst te nemen. Een nagelschaartje kan met sprieten iets wat een tondeuse en tweezitsgrasmaaier niet kunnen. Nagelschaartjes bewerken Wimbledons ondergronden met maniakale precisie.
Helaas zijn de egale groene tapijten maar voor even. Na twee weken tennissen zijn vierkante decimeters gras achter beide baselines veranderd in een micro-steppelandschap waarin bijna een oase kan worden waargenomen – de nagelschaartjesmannen hebben na de finalezondag een jaar nodig om deze hiaten te dichten.
Het mooiste grasveldje dat ondergetekende ooit mocht aanschouwen bevindt zich op een van de Shetland-eilanden, ergens midden in hoofdstad Lerwick, in zo’n archetypische Britse buurt waar enige opofferingsgezindheid door de aderen moet stromen om er doorheen te willen lopen.
En het miezerde die dag. Ook dat nog.
Op hetzelfde moment had ik onder een wuivende palmboom aan het strand kunnen liggen, maar in plaats daarvan was ik in een deerniswekkende straat beland, gedecoreerd met asgrauwe huizen die qua allure ergens in de jaren ’50 waren blijven hangen.
Maar, het gras perfect.
Want ineens, als donderslag bij heldere hemel, doemde er een perkje op zoals je maar zelden ziet. Ik was bij een heiligdom der groene sprieten aangekomen dat met veel liefde verzorgd werd. Als een vanzelfsprekendheid. Hier waren heel wat nagelschaartjes voor opgeofferd.
Prachtig was het. Die aaibare, groene stekeltjes, met militaire discipline bijgehouden. Zo mooi dat het woord gras bijna een belediging is.
De autoweg bevond zich aan mijn linkerzijde, het perkje van twee meter breed aan de andere kant van het trottoir, dat onder een hek doorliep en overging in een tennisbaan. Ernaast keek een haag van rozenstruiken toe. En je kon er gewoon langs lopen. Sterker, je kon er zelfs op lopen als je wilde. Niemand die je ter verantwoording zou roepen. Geen elitaire club waar men voor een ballotagecommissie moet verschijnen, alvorens de gore arbeiderspoten deze edele grond mogen bevuilen. Voor iedereen toegankelijk, zoals dat in Nederland het geval is bij een afgerukt jeugdhonk, compleet met halfpipe vol mislukte graffiti.
Vreemd eigenlijk. Zelden heb ik van zoiets futiels als gras een wauw-moment gehad. Maar eerlijk is eerlijk, als ik het Wimbledon-gras ooit in levende lijve mag aanschouwen, zal mij waarschijnlijk datzelfde gevoel bekruipen.
Vanaf dat moment zal ik Wimbledon niet meer associëren met sappige aardbeien en slagroom. Niet met witte bedrijfskleding. Niet met Richard Krajiceks verstuikte ogen toen een dame in Eva-kostuum het centre court op sprintte. Niet met de prachtige verhaspeling Henmania on Timbledon. Niet met de hoogst ongebruikelijke kleurencombinatie paars-groen.
Maar vooral met oogstrelend gras.
En het bijbehorende nagelschaartje, waarmee men de tennisbanen van Wimbledon tot de mooiste ter wereld prepareert.