Veni vidi descendi

De hoofdstedelijke arena bleek zondagmiddag veel te groot – evenals de zestien andere strijdperken elders in het land. Na slechts anderhalf uur hadden de gladiatoren van koning Willem de Tweede hun gekruiste degens moeten inwisselen voor het gevallen zwaard van Damocles.
Want, ze waren afgemaakt. Door een stel godenzonen van Griekse held Ajax.
Na een jaar bloedvergieten werd hier hun lot bezegeld; men zou na de zomer op de bitterkoude toendra’s op zoek moeten naar eerherstel. Op zoek naar een rentree op het allerhoogste podium, waar duimen vaker omlaag zouden wijzen dan richting hemel.

Retorica
Vooraf aan het laatste gevecht hadden ze elkaar hoopvol een hart onder de riem gestoken. Ondanks een minieme kans op victorie, waren de gladiatoren van Willem II op zoek naar een straaltje licht aan het eind van de donkere tunnel. Hopend op een tijdelijke opleving, een moment van glorie.
Als virtuoos van de retorica had gladiatorenhoeder Lanista Jurggus in de catacomben tot zijn vechters gesproken.
Het kon nog, de laatste strijd was nog niet gestreden.
De zwaarden waren even goed geslepen.
Het was elf tegen elf.
Nog twee belangrijke gevechten winnen. Dan werd een vrijgeleide voor de elf gladiatoren een feit.
Eigenhandig konden ze het lot de juiste richting inslaan – de clichés dwarrelden langs de Dorische zuilen.

Gilde van volksvermakers
De stoere kerels vertikten het ‘Zij die gaan sterven, groeten U’ uit te spreken – mannen als retarius Daviderius Mullio, die met een groot visnet en een drietand alle aanvallen moest opvangen, of Thraciër Aurelius Joachimmus in de frontlinie, uitgerust met een kromzwaard en schilden om beide schenen, waarmee  hij de genadeklap moest toedienen.
Ieders lot bleef echter hetzelfde: altijd verliezen, maar met opgeheven hoofd naar de volgende arena. Opdat men wellicht een keer zegevierend van het strijdtoneel zou stappen.

Ze waren allen zonder uitzondering vrijwillig toegetreden tot het gilde van volksvermakers, omdat ze een ferme buidel sestertiën konden verdienen en zich zodoende onttrokken aan een leven dat oneerlijker was dan ze zich als jong vechtersbaasje hadden voorgesteld.

Die unieke lotsverbondenheid hadden de stoere mannen gedurende het jaar tot kunst verheven.

Decadent bacchanaal
Nu, pal na het laatste eindsignaal, was het heilige vuur van dat kleine ventje van vroeger gedoofd in de verslagen mannen. Ruggelings lagen ze op de grond, omringd door een zee van opgestoken duimen.
Slachtvee waren ze tijdens de masochistische dwangvoorstelling. Bedoeld om de Ajacieden te laten winnen. Om hen een decadent bacchanaal te schenken. De joelende menigte bekommerde zich niet om hen. Zelfs hoongelach rolde niet van de marmeren tribunes.

Aan treurnis schonk men geen aandacht.

Het grootse eerbetoon dat volgde, mochten ze niet meer meemaken. Terwijl de overwinnaars vans Ajax hun lauwerkrans in ontvangst namen, werden de verslagen mannen van Lanista Jurggus de catacomben ingedragen. Er was geen plaats meer voor hen – de sukkelaars.
De mannen van koning Willem de Tweede hadden hier, in de hoofdstad, hun hoofd in de schoot gelegd. Over een paar maanden zouden de barbaren hen opwachten. Voor een primitief robbertje bloedvergieten.

Ja, deze arena was echt te groot voor ze.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *