Een vrijdagmiddag in augustus. Berlijn, ooit geboorteplaats van het huidige Europa, was nu het epicentrum van een wereldsport. Het scorebord spuwde twee letters, die pas magisch werden als ze in precies de juiste volgorde verschenen: WR.
Dat bord meldde ook dat er ruim 26 seconden nodig waren geweest voor deze majestueuze prestatie. Een Brit, die zojuist zijn bruinrode haar vanonder een witte badmuts had getoverd, had een wereldrecord gezwommen.
Ongeveer een halve minuut eerder had de zoemer geklonken. Het was als een geluid van een ongemakkelijke scheet, met direct daaropvolgend een zachte naschok. Acht kleerkasten waarvan een met een blotebillengezicht, waren in het water gedoken om zo snel mogelijk 50 meter, een zwembadlengte, te overbruggen middels de schoolslag.
Aantikken
Algauw was duidelijk wie als eerste zou gaan aantikken. Tijdens de onderwaterfase hadden de Europese dolfijnen in chloorwater de kaarten geschud. In het midden, tussen de gele lijnen, torende een wit bolletje ver voor de anderen uit het water. Het dompelde zichzelf keer op keer onder. Het leek steeds harder uit het water te zwaaien – een blanke sloopkogel die door een muur van water ramde.
Het witte bolletje liep uit.
Verder. Steeds verder. Alsof de rest er met de badmuts naar gooide.
En de bevrijdende muur naderde al.
Terwijl hét vrouwelijke schoolslagfenomeen Ruta Meilutyte op dat moment in een ander wedstrijdbad zwom, die van die andere zwarte voetnoot uit de Tweede Wereldoorlog, was in Berlijn een sensatie in de maak – zonder dat iemand dit doorhad.
Golven klotsten tegen de zijkant van het bad. Vier mannen in het water draaiden een voor een hun verwaterde hoofd om, richting het grote bord aan de andere kant van de hal. Een flinke hoeveelheid lucht verliet de mond van de jongeman die als eerste had aangetikt.
Twee blauwe pretoogjes keken verstard omhoog. Het blotebillengezicht was nu heel goed te zien. De mond had zich volledig opengesperd en liet wat zwemwater naar binnen stromen. Ver boven het bad, op het bord, schitterden de letters W en R gebroederlijk naast elkaar. Een animatiefilmpje weggelopen uit de jaren ’90 werd naast de twee letters afgespeeld.
Een officieel wereldrecord.
Zonder haaienpak.
Zonder de stroom mee – maar ook niet tegen.
Op misschien wel de lastigste afstand van allemaal, zo zou de Studio Sport-zwemanalist later uitleggen.
Juichen
Een Zuid-Afrikaan, die op dat moment ergens ter wereld te midden van recreanten obligaat zijn baantjes afwerkte, was zijn mondiale toptijd kwijtgeraakt aan een Brit met een jongetjesgelaat.
De ogen in het jongetjesgelaat tuurden nog steeds naar de WR aan de wand. Een oorverdovend applaus zonk inmiddels vanaf de tribunes in het water.
En de winnaar bleef kalm.
Geen narcistisch geklop op een borst, die toch echt breder was dan die van Usain Bolt. Geen theatrale gebaartjes. Alleen een vuist ramde vinnig op het wateroppervlak. In zijn ogen was een mengeling van ongeloof en euforie te lezen, alsof daar ter plekke voor het eerst een vrouw zich voor hem uitkleedde.
Inmiddels hadden ook de vier langzaamste zwemmers hun vingers tegen de heining gedrukt.
Euforie
De nieuwe wereldrecordhouder dook onder de gele lijn door, ging op weg naar de kant. Hij keek nog maar eens naar het uitslagenbord. Inderdaad, ‘s werelds snelste, ooit. Hij feliciteerde de nummers twee en drie. Zij hadden immers ook hard gezwommen. En over twee jaar moest het pas echt gebeuren – en op een andere afstand, ook nog.
Maar toch, de Brit Adam Peaty, die ook zomaar in een oorlogsfilm een Engelse soldaat van het South Lancashire Regiment had kunnen spelen, had ineens een wereldrecord te pakken.